Zoeken in deze blog

vrijdag 12 mei 2023

100 brieven, "en ineens is alles anders"

Maart 1955. De winterperiode hebben ze elkaar maar een paar keer gezien. De taal in de brieven wordt er niet minder op, en de brieven worden steeds langer. Maar ook begint er een bekend karaktertrekje van Rob door te sijpelen. Bijvoorbeeld als hij verteld over het inruilen van zijn brommer. Kort na de inruil krijgt hij een aangetekende brief waar hij zich kapot van schrikt. Hij denkt van de leverancier van de brommer aangezien hij voor het inruilen nogal wat componenten van zijn oude brommer heeft afgeschroefd. Want die zouden in de toekomst nog wel een s van pas kunnen komen. De brief was over iets anders maar alleen al het feit dat hij het vermeldingswaardig vindt geeft aan dat het voor hem wel leefde. Of de vraag of Henny niet via haar vader of zijn leveranciers aan kaartjes voor de Jaarbeurs kan komen.

In de langere brieven gaat het steeds meer over hoe Rob zich de toekomst voorstelt dan over wat er zich dagelijks afspeelt. "Nog een paarjaartjes en dan hebben we onze eigen spulletjes en dan zitten we bij de kachel ieder gemakkelijk in onze eigen stoel met de schemerlampjes aan. Te lezen of te borduren of te schrijven. En als het rustig is dan komen we zo nu en dan op elkaars schoot zitten, nog eventjes oude herinneringen ophalen aan deze tijd".  Het geloof komt vaker ter sprake. Voor Rob een probleem aangezien hij Hervormd is en bij Henny thuis zijn ze Gereformeerd. En dat bijt elkaar. Ondanks dat Rob van zichzelf vindt dat hij niet heel erg religieus is praat hij er toch veel over op het werk en in de vereniging. De dominee bemoeit zich ermee en ook oma Driegen, Henny's moeder speelt Rob een artikel toe dat draait om "twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen". In die tijd gold een strikte scheiding tussen kerkgenootschappen. En het houdt Rob bezig. Hij wil geen spelletje spelen met God, niet voor een meisje veranderen van kerkgenootschap, "God is wel genadig maar niet altijd!"

Rob schrijft over zijn verantwoordelijkheidsgevoel in dit verband. Hij heeft een verloving afgehouden in 1953 omdat hij wist van zichzelf dat als de gevoelens voor zijn toenmalige meisje (Stijneke?) afnamen en hij was verloofd dat hij dan niet uit elkaar zou gaan. En dus schrijft hij extra voorzichtig te willen zijn. Maar ook dat er volgens hem altijd iets overblijft van wat zich vroeger heeft afgespeeld, ook al is de wond ogenschijnlijk dicht, er blijft een litteken. 

In maart komt Henny weer een keer naar Amsterdam. Het is er vol en gezellig, maar het wordt tussen die twee niet zo laat als dat het weleens in Den Helder wordt, want "bij ons hier zijn ze niet zo vrij als bij jullie". En eind maart is Rob het weekend weer in Den Helder geweest. Hij schrijft daarover: "Zeg, mijn lieveling, hebben je ouders nog iets gezegd van zondagavond? Of hebben ze ons niet meer gehoord? Als ze het wisten dan was dat niet best voor ons!" En met de wetenschap van nu, terugrekenend vanaf 27 december, heeft dit moment misschien wel de rest van zijn leven, en het ontstaan van het onze, wel bepaald. En dat ondanks dat één van de broers altijd wel met ze meeging de duinen in. Eén keer schreef Rob zelfs dat hij ineens Frits zag staan boven op een duin, neerkijkend op hen. Dat hadden ze nooit verwacht, "ik merkte dat het als een koude klomp op je maag kwam. Maar een pracht dag hebben we gehad."

Ze zien elkaar vanaf deze periode bijna wekelijks. Het schrijven van brieven is ook geïntensiveerd. Een brief op 13 april, een gedicht een dag later, een lange brief op de 15e, een nog langere op de 18e, 4 pagina's op de 20e, net als een dikke brief op de 21e.  Half april rekent Rob Henny voor dat als hij spaarzaam is hij volgend jaar om deze tijd 17 en een half duizend gulden heeft gespaard. En dan verloven? Pasen of Pinkster 1956? Of later, want het spaargeld levert rente op. En dan kunnen ze zich het mooiste van het mooiste in hun leven veroorloven. Ze weten op dat moment dus nog niet dat het heel anders zal gaan lopen. Beiden nog niet. Zelfs eind april kijkt Rob uit naar 3 jaar verder. Dan zullen ze wel getrouwd zijn. En blijft er tijd over voor leuke dingen omdat er dan niet zoveel geschreven hoeft te worden. "Jij en ik samen door het leven, dat is mijn droom, dat is mijn ideaal. Samen alles opbouwen, totdat we een rustige "avond" hebben als de jonge tijd verstreken is. Mijn lieveling ik zie ons nu al met een wandelstokje lopen, nu is haast nog niet voor te stellen. ...... Nu zijn we nog jong, Henny, jij en ik, dus moeten we profiteren van het leven, nu het nog kan. Wat kan dat mooi worden voor ons. Twee jonge mensen die veel van elkaar houden samen op reis."

In de brief van 18 april duikt het eerste signaal op dat het weleens anders zou kunnen gaan lopen. Henny heeft hem door de weeks gebeld op het werk en het lijkt erop dat ze haar zorgen heeft meegedeeld over het uitblijven van haar cyclus. Hij houdt zich op dat moment met heel iets anders bezig. Ergens ingesloten tussen zijn vertellen over de spanningen thuis bevestigt hij wel dat hij haar mededeling begrepen heeft. Maar breekt er in het geheel zijn hoofd nog niet over. "En wat je over de telefoon zei Henny, zet het uit je hoofd, en als het zo is, och laten we er dan maar gelukkig mee zijn, wnat God doet zoals hij wil, ook al is het slecht in onze ogen. Maar Henny onthoud één ding, ik zal je trouw blijven, tot het uiterste, meisje met jou alleen wil ik bouwen.... Johan zou vanavond ook weer thuis komen ....."

Maar eind april begint het toch te knijpen bij ze. Al zitten daar al wel weer een paar brieven tussen met alleen alledaags gepraat. Rob hoopte op een verlossend woord, maar nee hoor. Ze worden op de proef gesteld. Hun eigen schuld en daarvoor moeten ze boeten. Maar de hoop is er nog dat het goed mag aflopen. "Ik durf er niet om te bidden, want zodra ik het doen wil, dan vind ik me zo schijnheilig worden. Ik hoor dan zeggen , dat ik het zelf gewild en gedaan heb en dat ik maar af moet wachten. Henny, ik kan gewoonweg niet meer aan iets anders denken. Ik kan niet meer fluiten of zingen."

Omdat alle enveloppen genummerd zijn weet ik dar er nu een paar brieven ontbreken. Het bovenstaande citaat dateert van 28 april, Henny is dus (nog) niet ongesteld, nog maar een beetje overtijd, en de nervositeitsmeter staat al op 10. De eerst volgende brief is gedateerd 18 mei. In deze en eigenlijk alle volgende is het weer het normale gesprek van alle dag. Ze is dus zwanger, en ze maken er verder geen punt van. Er worden praktische plannen gemaakt. Henny wordt gesommeerd tijdig naar het gemeentehuis te gaan voor reispapieren. En dus de normale andere dingentjes. Ontwikkelen en afdrukken van foto's, bezoekjes aan en van ooms en tantes, vakantieplannen voor de zomer, en veel liefdesbetuigingen. 

De juni brieven gaan veel over de voorbereidingen voor de vakantie. Rob moet Henny steeds achter de broek aanzitten om dingen geregeld te krijgen. Haar paspoort, logeeradressen bij familie, uitsluitsel over waar zij graag heen wil, dat soort dingen.  En sollicitatie perikelen. Rob deelt de advertenties waarop hij geschreven heeft. Eén daarvan is een baan in Den Helder. Hij raadt haar aan dit nog even iet te delen met haar ouders om deze niet meteen met hoop op te zadelen. Ook is duidelijk dat Henny zich zorgen maakt, Rob heeft haar naar de dokter gestuurd en zelf de medische encyclopedie er op nageslagen. Geruststellende woorden ook. "Er zijn héél wat mensen , die zo erg graag wilden, dat ze dat ook konden bereiken. Dan mogen wij zeker niets in de weg leggen dat de natuurlijke gang van de mens kan hinderen. Later, Henny, dan zijn wij er dankbaar voor mijn kind. En het is op het ogenblik onze verdiende loon. Alle kwaad zal gestraft worden, zo ook dit en de straf hebben we nu, met de dingen die er voor die tijd in orde gebracht moeten worden. Maar mijn schat, denk nu eens aan de tijd wanneer alles achter de rug is. Er komt dan toch een tijd, dat we steeds samen zijn, alles samen mogen doen en besluiten. Is dat niet de mooie kant van de postzegel?"

Begin juli wordt er voorzichtig gesproken over bij een oom (oom Henri) te gaan inwonen. Dick en Johan zijn nog niet op de hoogte van de ontwikkelingen. Henny moet naar de dokter in Amsterdam (waarom ze niet naar haar eigen dokter kan in Den Helder wordt niet duidelijk) voor een controle. Er is nog een klein beetje hoop blijkt uit de volgende passage: "Wat voor rare dingen gaan we doen straks, wanner straks alles ineens niet waar blijkt te zijn (wat onmogelijk is, hoor). Daar zullen we maar niet over praten." 

Half juli gaan ze voorbereidingen treffen voor een huwelijk. Ze informeren voorzichtig wat er moet gebeuren en wat ze nodig hebben om te trouwen. Kamers bij oom Henri worden opgeknapt en ingericht, hij vindt het prima en maakt de grootste slaapkamer vrij voor ze. "oom Henri wil zich alleen 's morgen nog wel in de keuken wassen." De brieven worden kort en krachtig. Rob lijkt heel druk met spullen maken en verzamelen voor de inrichting, opknappen van de woning, regelen van het huwelijk enzovoort. En dan stoppen de brieven van Rob in Amsterdam aan Henny in Den Helder. Ze trouwen, gaan samen in Amsterdam wonen in de Diamantstraat. Geen reden meer dus om elkaar te schrijven. Ze zijn samen en in december wordt Ineke geboren. Slechts een paar maanden later wordt het brieven schrijven hervat. 



Als er één ding mij duidelijk geworden is met het doorlezen van de correspondentie zijn het wel de onuitputtelijke liefdesverklaringen van mijn vader aan mijn moeder.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten